In-zicht : databank logo

ZOEK IN DE DATABANK      Uitgebreid zoeken

Visietekst

1. Onze visie op armoede

A. Armoede is een structureel probleem1

In een structurele benadering gaat de aandacht niet alleen naar de armoede zelf, maar evenzeer naar de samenleving die deze armoede altijd opnieuw voortbrengt en in stand houdt. Illustraties zijn de dominantie van het economisch produceren bij de positiebepaling van de bevolking en de sociale ongelijkheden die daarvan het gevolg zijn, ongelijkheden inzake de verdeling van inkomen, status en macht2. De manier waarop onze samenleving is ingericht maakt dus dat sommige mensen uit de boot vallen. Bovendien zijn onze maatschappelijke structuren vooral geënt op hen die al over de juiste vaardigheden, middelen en mogelijkheden beschikken.
Armoede is meer dan een economisch probleem, het stelt zich op alle maatschappelijke domeinen. Armoede tast de sociale grondrechten aan3. Het gaat om het recht op participatie, het recht op maatschappelijke dienstverlening, het recht op gezin, het recht op rechtsbedeling, het recht op cultuur, het recht op inkomen, het recht op onderwijs, het recht op werk, het recht op huisvesting en het recht op gezondheidszorg.
Men spreekt van de multi-dimensionaliteit van armoede. Werkloosheid, slechte huisvesting, relatiebreuken, een lage scholingsgraad, een laag inkomen en een grote schuldenlast, een gezinsleven onder grote druk, sociaal isolement en afhankelijkheid van sociale voorzieningen komen meestal samen voor en versterken elkaar in een ingewikkeld armoedekluwen.

B. De binnenkant van armoede

In alle levensdomeinen waarop armoede betrekking heeft zien we een enorme mentale dimensie. Dit gaat over hoe soms jarenlange, generatieoverstijgende armoede invloed heeft op het persoonlijk functioneren van mensen. We zien veel schaamte, onzekerheid en minderwaardigheidscomplexen bij mensen in armoede.
Langdurig leven in armoede en het veelvuldig ondergaan van uitsluitingprocessen, creëert kwetsuren, die slechts heel langzaam helen. Het zorgt ervoor dat mensen de greep verliezen op het eigen leven, angstig en wantrouwig worden en de verbintenis met zichzelf, de omgeving, de maatschappij en de toekomst verliezen.

C. Sociale cohesie 4

Sociale cohesie slaat op de samenhang van de verschillende delen in een bestaand geheel, bijvoorbeeld de bewoners van een wijk. De samenhang biedt ons een context om in te leven en die bepaalt mee of we goed in ons vel zitten.
Mensen in armoede beschikken over een heel beperkt sociaal weefsel. Sociale uitsluiting en zichzelf afsluiten gaan immers hand in hand. Sommige armen plooien terug op zichzelf en sluiten zich af van het publieke leven. Anderen plooien zich terug op hun familie of de wat ruimere kring van lotgenoten, waar ze steeds hetzelfde discours en dezelfde houding horen en zien over hun gebrek aan kansen in de samenleving. Dat beperkte netwerk vergroot het wantrouwen ten aanzien van de samenleving en werkt verzuring in de hand.
Anderzijds houden instituties zoals groepen, gemeenschappen, verenigingen en ook buurten uitsluiting in stand door hun ontoegankelijkheid en bureaucratisch functioneren. Algemene voorzieningen zijn het meest afgestemd op mensen met een middenklassencultuur.

2. Onze visie op armoedebestrijding

A. Een structurele aanpak

Bij een probleem als armoede dat op zoveel verschillende maatschappelijke domeinen speelt, is het noodzakelijk op zoek te gaan naar die mechanismen die armoede en uitsluiting veroorzaken. Onderzoekers van de Antwerpse universiteit vatten het als volgt samen: “De kloof tussen de armen en de rest van de samenleving kan enkel duurzaam worden overbrugd wanneer de samenleving het beschikbare economische, sociale en culturele kapitaal voor hen toegankelijk maakt, wat een fundamentele herinrichting van de samenleving veronderstelt. De strijd tegen armoede moet op al die domeinen tegelijkertijd gevoerd worden door het herstellen van de sociale grondrechten.

B. Met een mensbeeld dat uitgaat van de kracht van mensen in armoede5

Met betrekking tot armoedebestrijding willen we vooral stilstaan bij de kracht van mensen in armoede in plaats van bij hun gebreken en tekortkomingen. De samenleving, met name het beleid, moet voor de nodige randvoorwaarden zorgen. Enkel zo krijgt iedereen gelijke kansen op een volwaardige sociale positie en de daarbij horende rollen en status - evenals op de mogelijkheid om volwaardige interacties en communicatie aan te gaan en om zelfwaarde te ontwikkelen. Dat houdt noodzakelijkerwijs in dat de samenleving een appel doet op het psychologisch kapitaal van personen die in armoede leven en op dat van hun omgeving.” Deze krachtenbenadering gaat ervan uit dat ook armen en hun omgeving de capaciteiten in zich hebben om te leren en te veranderen. Het is “een actieve aandacht voor wat personen over zichzelf hebben geleerd, maar ook over anderen en de wereld wanneer ze met moeilijke levensgebeurtenissen werden geconfronteerd.
Deze definitie van armoedebestrijding koppelt structurele veranderingen aan psychologische randvoorwaarden. Enkel structurele maatregelen zullen niet volstaan omdat daarmee het gevoel van uitsluiting niet verdwijnt.

C. Doorbreken van sociaal isolement

Het is dus erg belangrijk om dat isolement te doorbreken. Een onderzoek van Elchardus, Huyse en Hooghe6 concludeert dat wie deelneemt aan het verenigingsleven een andere kijk krijgt op de samenleving: minder negatief, minder angstig, minder egoïstisch en meer betrokken. Ook de empowermentbenadering stelt dat sociale netwerken een heel belangrijke steun- en krachtbron kunnen zijn7. Men pleit voor ‘enabling niches’, een soort van omgevingen waarin armen optimale ontplooiingskansen krijgen en waarin ze niet gestigmatiseerd worden. “Het zijn omgevingen die uitnodigen tot sociaal contact, tot sociale steun en het gebruik van vaardigheden. Het is een omgeving waarin de betrokkenen een gevoel van eigenwaarde kunnen ontwikkelen en waarbij tot medezeggenschap wordt uitgenodigd.”8 Deze kijk houdt ook in dat mensen die niet arm zijn anders leren kijken naar diegene die arm zijn en dus anders met hen leren omgaan. Met empowerment krijgen we een verhaal dat achter de schermen kijkt, naar de binnenkant van mensen, organisaties, groepen. Een verhaal dat oog heeft voor ervaringen, belevingen, betekenisgevingen. Een verhaal dat het belang van dichterbij komen benadrukt.

3. De plaats van vorming in de armoedebestrijding

Armoede In-zicht wil via vorming inzicht bieden in hoe maatschappelijke structuren armoede in stand houden en reproduceren. Op die manier werken we aan het sociale stigma dat rond armoede hangt.
Zowel bij mensen in armoede als bij tal van instanties bestaat de behoefte beter te communiceren met elkaar. Communicatie tussen diensten, middenveld, organisaties, en mensen in armoede kan uitsluitingmechanismen blootleggen en voorkomen. Met vorming beogen we gelijkwaardigheid tussen armen en niet-armen.

Tot besluit

Armoede is een maatschappelijk probleem. De manier waarop onze samenleving is ingericht, ligt aan de basis van armoede en uitsluiting. Daarom ijveren we voor een structurele aanpak die de oorzaken van armoede aanpakt. De samenleving en haar instituties en organisaties zijn daarbij in de eerste plaats voorwerp van verandering, niet het individu. Een empowermentbenadering bevestigt de kracht van het individu en weefsel in het kader van de armoedebestrijding.
Hiernaast geloven we dat vorming een essentieel onderdeel kan zijn van armoede-bestrijding omdat inzichten en dialoog uitsluitingsmechanismen blootleggen en communicatie bevorderen.


1VAN REGENMORTEL, T., (2002a), o.c.
2VRANKEN, J. , verklaringsmodel, 1998
3Het Algemeen Verslag van de Armoede werd opgemaakt in 1994 en beschouwd als een mijlpaal in de armoedebestrijding, waarbij voor het eerst beleidsmakers, ambtenaren, hulpverleners en opbouwwerkers sámen met de armen tot voorstellen kwamen om de armoede te bestrijden.
4DRIESSENS, K. (2003), Armoede en hulpverlening. Omgaan met isolement en afhankelijkheid, Gent, Academia Press. HEYNDRICKX, P. e.a. (2005), o.c., 58.
5VAN REGENMORTEL, T., (2002a), o.c.
6ELCHARDUS, M., HUYSE, L. en HOOGHE, M. (2001), Het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen, Brussel, VUBpress, 253 p.
7VAN REGENMORTEL, T., (2002a), o.c.
8KAL (2001) in VAN REGENMORTEL, T., (2002a), o.c.